Coaches die nooit verliezen

De meeste boeken over het Nederlandse zakenleven worden geschreven door consultants of andere toeschouwers. Dat geldt niet voor Sheila Struyck: zij zat zelf in de boardroom van het Nederlandse bedrijfsleven, als vice-president bij een grote multinational.

Vanuit die boardroom schreef ze van 2009-2011 in het Financieële Dagblad columns met haar blijmoedige observaties: ‘Door net even anders te kijken of te redeneren in uitzichtloze kantoorsituaties, wil ik laten zien dat je dapperder kunt zijn dan je zelf denkt.’ Als eeuwige optimist ziet ze overal wel een lichtpuntje of een oplossing. Met pijnlijke eerlijkheid fileert ze vergaderingen waarin mannen met de armen in de nek zitten, slecht voorbereide presentaties en overvolle mailboxen, maar ook schrijft ze aanstekelijk over de managementlessen van haar hond, waarom een cafébaantje een plus is op elk cv en waarom je vaker Nee moet zeggen.

Het was zo’n kranten-en tijdschriften inhaalweekeinde. ‘Knap hoor, Van Gaal is weer aan het winnen’, zegt de leuke man. Toevallig lees ík net in Elsevier Magazine een artikel over het Gilde van Coaches Die Nooit Verliezen.

‘Verdedig nooit een voorsprong. Want dan houd je je als speler of coach bezig met de uitslag terwijl de wedstrijd nog loopt. Dat vraagt om problemen.’ Het alleen denken aan concrete winst levert uiteindelijk alleen maar verliezers op. Uit onderzoek blijkt dat Nederlands sporttalent wedstrijdresultaat minder belangrijk vindt dan eigen verbetering. Het Gilde laat zijn sporters elke wedstrijd beter spelen. Uiteraard strevend naar een overwinning, maar als ‘bijvangst’ van goed spelen. Marc Lammers, wiens team olympisch kampioen werd, stelt dat bij trainingen de nadruk op performance lag: taken nakomen, goede handelingen doen. Als we dat in de wedstrijd ook konden moest het eindresultaat wel goed zijn. Op www.coachesdienooitverliezen.nl staat het duidelijk: stel winnen niet centraal en vergroot doelgericht de kans op winnen door spelers voor te bereiden.

Kijk, daar kan ik wat mee. Veel bedrijven, wij ook, hebben een ‘talent pool’. Dat is het clubje ‘top en high potentials’. Het talent van wie verwacht wordt dat ze een snellere groei naar de hoogste regionen kunnen maken. So far so good. Je moet weten wie je sterspelers zijn. Om ze in de gaten te houden, te zorgen dat ze de juiste ervaringen verzamelen. Erbij horen heeft consequenties. En schept verplichtingen. Erbij komen is niet eenvoudig, maar wel begerens- waardig. Het lijkt een doel op zich te worden. Jonge mensen die uitgebreid gaan netwerken en willen komen ‘kennismaken’. Die zich bezighouden met ver- slaan van de andere talenten en niet met zelf beter worden. Ik heb dat altijd al tegennatuurlijk gevonden en weet nu dat dát dus niet gaat werken. “Word de allerbeste en laat je werk voor je spreken”, zeg ik vanaf nu met zeker- heid. Ik geef ze suggesties om zichzelf te overtreffen en niet een lijstje met mensen die ze nog moeten leren kennen. Zoals Marc Lammers spelers coacht. Taken nakomen, goede handelingen doen. Nadruk op performance.

Een talent pool is een soort A-selectie. Maar zoals de teloorgang en wederopstanding van vele voetballers illustreert, soms zit je erbij en soms niet. In de hoogste regionen van ons bedrijf ken ik mensen die een paar jaar geleden uit de talent pool zijn gevallen. Maar die zich hebben herpakt. Wonden gelikt en zich volledig gericht op het allerbeste doen voor hun business en hun mensen. Met succes. Ik weet niet veel over Van Gaal, maar gok dat ook hij inzet op steeds jezelf overtreffen. Voor zichzelf en zijn team. 

Oorspronkelijk gepubliceerd in het Financieële Dagblad van 19-01-2010

Previous
Previous

Restaurantje spelen

Next
Next

De eerste liefde